(hoe) Zeg ik het mijn therapeut?

07-03-2014 17:35

Ik verscheen, zoals altijd ruim op tijd, op de therapie. Ze kwam haar kamer uit en begroette me, ook weer zoals gewoonlijk. Maar anders dan vorige keer, straalde ze. Het viel op. En meteen vroeg ik me af: zeg ik het, of zeg ik het niet?

 

Ze vroeg me wat ik wilde drinken, en verdween om het te halen. Ondertussen zat ik te denken hoe ik het haar zeggen zou. “Er is vast iets fijns gebeurd. Je straalt.” Nee, te direct. Het mag dan zo zijn, het is vast teveel van het goede. En meteen hoorde ik bijna haar zeggen dat ook dat er mocht zijn.

“Je bent naar de kapper geweest en hebt een ander truitje aan. Staat je leuk.” Dat is veel te vrouwelijk. En bovendien: wat zegt dat over hoe ze er vorige week uit zag? Om diezelfde reden kan ook niet: “Je ziet er ineens veel jonger uit. Hartstikke leuk.” Want hoe oud dacht ik dan wel dat ze was toen we elkaar de vorige keren zagen?

 

Gedurende de hele sessie kwam steeds naar boven of ik haar een compliment kon maken. Maar steeds was er een reden om het niet te doen. “Dit is mijn tijd, die moet ik goed gebruiken,” was één van de overwegingen. Toch een beetje bang dat na het maken van het compliment er therapietijd gespendeerd zal gaan worden aan het waarom van dat compliment? Dat ik moet gaan uitleggen dat er geen verliefdheid achter steekt, of sterker nog: een seksuele component. Wat in therapeutenland beslist niet ongewoon is, weet ik wel. Ik heb ooit zelfs eens seksuele fantasieën gehad over een lelijke therapeute. En deze is beslist niet lelijk. Vandaag al helemaal niet. Nu is daar geen sprake van.  Maar een vrouw die me stralend aankijkt, vers van de kapper en met ‘nieuwe’ kleren die een meisjesachtige uitstraling hebben, dat doet me wat. Daar voel ik me dan toch even een beetje zacht van worden.

 

Eigenlijk zou ik er van willen genieten. Als ze me de hele tijd zo gelukkig glimlachend aan kan kijken, met die stralende ogen, dan heeft dat vast een therapeutische uitwerking…. Bewust van de kracht van haar ogen, probeer ik niet te nadrukkelijk naar ze te kijken. En dan krijg je dus de innerlijke strijd: wanneer kan ik haar aankijken, en wanneer is het teveel, of gaat het opvallen dat ik haar wel erg zit aan te kijken? Van de weeromstuit kijk ik haar minder aan dan ik zou willen, en mis ik dus die straling die me bij ons weerzien meteen zo trof.

 

Het is de hele tijd niet over haar gegaan. En als ik weg rij, vind ik dat toch jammer. Had ik het toch moeten zeggen, midden in het gesprek toen het weer ineens voor in mijn gedachten zat? Haar onderbreken met de opmerking: “Goh, wat zie je er vandaag leuk uit.” Dat kan toch niet? Wat doe ik mijzelf daarmee aan? Mijn therapie, bedoel ik.

 

Misschien dat er eens een tijd aanbreekt dat ik zonder al die complicerende gedachten haar een compliment kan maken. En dat dat dan geen invloed heeft op de therapietijd. Voor nu vind ik dat ik het nog zo slecht niet gedaan heb, vandaag. Het had er dan misschien wel mogen zijn, zonder is het ook gelukt.