stilvallen
Je had vroeger van die plastic figuurtjes met een veerwerkje erin. Als je die opwond en op tafel zette, dan gingen ze lopen. Zo voel ik me vaak.
Ik herinner me dat je die dingen altijd een zetje moest geven om op gang te komen. Zelden lukte het ze om probleemloos te blijven lopen tot het veerwerk was afgelopen. Ze vielen om of bleven steken, waarna je ze weer op gang kon helpen door opnieuw een zetje te geven.
Zo merk ik, dat als ik eenmaal een zetje heb gekregen, door welke oorzaak ook, ik door blijf gaan tot het punt dat ik omval (van vermoeidheid) of blijf steken. Maar zonder zetje, gebeurt er meestal niets.
Blijven steken is meestal het gevolg van dat de dingen anders lopen dan verwacht. Ik word met een probleem geconfronteerd dat ik niet verwachtte, en kan dat dan ook niet oplossen. Eerst moet ik aan het idee wennen van het probleem. Dat kan zomaar maanden duren. Dan begin ik over een oplossing na te denken. Ook dat beloopt al snel enkele maanden. Tot ik het goede zetje krijg om de zaak opnieuw aan te vatten en het probleem daadwerkelijk op te lossen. Als dat dan nog nodig is, natuurlijk.
We hebben het niet over erg ingewikkelde zaken. Dat blijkt meestal bij de oplossing. Tien tegen één dat ik het te ingewikkeld heb zitten maken in mijn hoofd, nadenkend over ene mogelijke oplossing. Soms blijkt het zo simpel te zijn, dat ik me afvraag waarom ik dat niet meteen heb gezien.
Een heel enkele keer zie ik het meteen. Maar dan is er nog de vermoeidheid. Die merk ik wel op, maar sta er niet bij stil. Bovendien vind ik het zo heerlijk om aan de gang te zijn en dingen voor elkaar te krijgen. Dan wil ik niet stoppen. De vaart die ik heb door het zetje dat ik gekregen heb, wil ik niet kwijt raken of verspillen. Door blijven gaan; als het even kan: lekker door blijven gaan.
En dan komt het moment dat ik me realiseer dat ik enkele minuten lang niets heb gedaan. Niets dat om me heen kijken, misschien een paar passen gezet, maar niets doelgerichts gedaan. Gebeurde dat een half uur eerder misschien omdat ik door inzettende vermoeidheid niet meer zo efficiënt kon zijn en me dus, zoals de Belgen zeggen, moest herpakken. Dit keer is de koek op, de batterij leeg, de vermoeidheid te groot om nog verder te kunnen. Al zal ik vaak tot het uiterste gaan, waarbij de prestatie per tijdseenheid rap daalt. Tot het punt dus dat er zo goed als niets meer uit mijn handen komt. Dat merk ik dus na ten minste enkele minuten. En dan moet het dus wel afgelopen zijn.
Daar baal ik dan van, van dat stilvallen. Want ik wil zo graag door.
En soms kan ik verbaasd van mijzelf zijn hoe lang ik heb kunnen doorgaan. Als het om hobby activiteiten gaat, bijvoorbeeld. Dan kan ik me afvragen hoe arbeidsongeschikt ik eigenlijk ben. Of om reizen. Tijdens het reizen krijg je constant zetjes. Je moet ergens heen, je wilt iets gaan zien of gaan doen. Net zoals etenstijd een zetje is om te gaan koken, zo zitten er in een reis allerlei zetjes om aan de gang te gaan of blijven. Maar thuis ontbreken die zetjes nogal eens.
De zegswijze: "je moet je er gewoon even toe zetten," is een onmogelijkheid gebleken. Net als je de zeilboot waarin je zit niet vooruit kunt krijgen door in het zeil te blazen, zo kan ik mijzelf geen zetje geven. Daar zien 'gezonde' mensen een schone taak voor de partner weggelegd. Alsof zij zich happy zouden voelen als hún partner hen constant opdraagt dit of dat te doen. "Ja, maar ik heb ook geen zetje nodig," hoor ik hen dan zeggen. Maar zo simpel is het echt niet. Een echtgenote die steeds aanspoort om bepaalde zaken aan te pakken, is een zeikwijf. Die heb ik gelukkig niet. Mijn echtgenote laat mij nog de kans om iets aan te pakken en daar zelf de eer voor te krijgen. Want een zetje zit soms in een klein hoekje.
Wat werk betreft (en hobby) denk ik dat ik daardoor vaak lager ben ingeschat dan ik presteren kon. Als initiatieven uitblijven, valt een hobby stil en raakt een werkgever niet onder de indruk. Maar als klusser ben ik ook flink waardeloos door dat stilvallen.
Ik kan eigenlijk nog steeds niet accepteren dat het zo werkt. Ik probeer er maar niet aan te denken. Maar steeds als ik vastloop, baal ik daarvan. En steeds als dat niet gebeurt, denk ik: zou ik niet méér kunnen.
De diagnose ASS verklaart een hoop. Misschien ook wel waarom ik me er maar niet bij neer kan leggen.