Trots?
In de kruipruimte onder ons huis is water gelopen. Als rechtgeaard autist doe ik daar eerst eens enkele maanden niets aan. Eerst heb ik de situatie niet door, dan besef ik de ernst ervan niet. Vervolgens heb ik geen idee hoe het aan te pakken en als laatste raak ik gestrest door de oplossingen die ik bedacht heb. Welke is realistisch? Ik neig er nogal naar ingewikkelde oplossingen te bedenken. Mijn vader zei dan: “Waarom zou je het makkelijk doen, als het ook moeilijk kan.” Met ingehouden trots vervolgend: “Die jongen is een echte techneut.” Alsof techneuten ingewikkelde oplossingen verkiezen boven eenvoudige. Dat ik weldegelijk houd van eenvoudige oplossingen, bleek toen ik computerprogrammeren leerde. In de klas werd het een soort wedstrijdje wie als eerste het programma van die week foutloos draaiend had. Ik voegde daar voor mijzelf nog aan toe: met het minst aantal coderegels.
Vele ochtenden werd ik nu vroeg wakker....
...met gedachten aan hoe ik de kruipruimte moest gaan ventileren. Het duurde zoals gewoonlijk een tijdje tot ik besloot welke aanpak realistische genoeg was om effectief te zijn en door mij uitvoerbaar. Ik zocht een stevige ventilator op marktplaats en bestelde die. Hij werd keurig verpakt afgeleverd. Dat doet een mens goed. Wel gaf het een vreemd gevoel. De meeste wilde ideeën van mij komen niet tot uitvoering. Dat is waarschijnlijk maar goed ook. Als dan toch een keer zo’n wild plannetje in de uitvoeringsfase komt, is de kans groot dat het alsnog strandt, of dat ik me inmiddels zo heb voorbereid dat het in de lijn der verwachting ligt om het uit te voeren. Nu was van beide geen sprake. Ik verwachtte de aankomst van de ventilator, ik had uitgedacht hoe ik die zou gaan monteren, en kort nadat ik het ding in ontvangst kon nemen, begon ik ook met die montage. Dat had weliswaar nogal wat voeten in de aarde. Wat mij gevoelsmatig dan naar bekend terrein loodst: het niet verwezenlijken van het oorspronkelijk idee omdat ik tegen iets ben aangelopen waar ik geen oplossing voor heb. Althans niet binnen afzienbare tijd. Dan wordt dat zo’n ‘project’ dat blijft liggen, zowel figuurlijk in de uitvoering, als letterlijk in spullen en gereedschappen.
Dit keer echter schakelde ik hulp in om tot een goed einde te kunnen komen. En dat hielp ook.
Tegen de tijd dat de duisternis begon in te vallen, kon ik de hand leggen aan het overwinnen van de laatste drempels. Maar eerder al, toen de uitvoering ondanks kleine veranderingen en tegenslagen, steeds verder kwam, voelde ik mij steeds meer ontheemd. Alsof het niet meer om mij ging. Ik ben zo bekend met het vastlopen van projecten, wat anglicisme zo mooi procrastinatie heet, dat ik mijzelf verbaas als ik daar eens voorbij kom.
Neenee, geen applaus alstublieft, geen bloemen.
Ik zit mijzelf hier niet op de schouder te slaan dat eindelijk in mijn leven eens iets gelukt is. Ik bedoel dat ik bij het behalen van successen gewoon niet weet hoe me te voelen. Trots? Kom zeg! Voor het aanbrengen van een ventilator? Doet denken aan een Joods mopje. Bram zit in het gekkenhuis; hij staat met een hengeltje te vissen in de wasbak. Komt de psychiater langs en zegt opgewekt: “Zo Bram, al iets gevangen?” Zegt Bram: “In een wasbak?” Waarmee ik wil zeggen dat de algemene verwachting toch is dat het monteren van een ventilator geen hogere technische opleiding vereist, of bovengemiddelde handigheid. En toch voel ik me een beetje trots. Dat het me dit keer dan toch gelukt is. Ik zou het willen laten zien aan anderen, maar bedenk me op tijd. Zou ik het de handige buurman tonen, dan zou mijn trots binnen luttele seconden zijn verdwenen, na overigens niet kwaad bedoelde opmerkingen als: “Waarom heb je dat niet zus-of-zo gedaan? Dat is toch veel handiger.” Waarin hij ook gelijk zou hebben. Ik wil echter niet slechts uitvoerder zijn van andermans plannen. Ik wil min eigen plannen maken, soms ook in letterlijke zin. En als dat dan lukt, ..… Nou ja, ik zeg “lukt”; ik bedoel: als er dan uiteindelijk iets is ontstaan dat verwantschap lijkt te vertonen met het oorspronkelijke idee en doel, dan voel ik me daar voldaan over. En tegelijkertijd ben ik me bewust van allerlei tekortkomingen die er aan kleven. Altijd is er wel iemand die me daar dan op wijst. Is het niet ‘handige buurman’, dan wel mijn vrouw of iemand met wie ik een andere activiteit deel. “Wat heb jij daar nou?” begin zo’n conversatie dan vaak. En in plaats van trots te kunnen zeggen: dit is nou precies wat je zou willen hebben als…., sta ik me te verontschuldigen. Nee, het ziet er inderdaad niet fraai uit; ja, het is maar voor tijdelijk; nee, helemaal werken zoals ik bedoelde, doet het niet, maar ja, je moet wat…..